Hoog Keppel
Nederlands Hervormde begraafplaats Hoog Keppel
Burgemeester van Panhuysbrink 11 te Hoog Keppel.
In Hoog-Keppel maken we onderscheid tussen de ’oude begraafplaats’, feitelijk dus het ’kerkhof’ en de ’nieuwe begraafplaats’, gelegen aan de noordzijde van de kerk. Deze is in de jaren 1970 aangelegd omdat er behoefte was aan meer ruimte en er alleen in noordelijke richting uitgebreid kon worden. In die zin zou men in Hoog-Keppel overigens wel kunnen spreken van het kerkhof, het oude deel rondom de kerk en van de begraafplaats, het nieuwe deel achter het Kerkhuis. Gelukkig hoeven we geen onderscheid meer te maken vanwege de status van de overledene. Als er nog onderscheid is heeft dat te maken met de intentie om het kerkhof (oud) te bestemmen voor de autochtone bewoners van Keppel en omgeving en de begraafplaats (nieuw) meer voor degenen die niet van origine afkomstig zijn uit deze omgeving.
De grond waarop de kerkhoven en de begraafplaats zijn gevestigd is eigendom van de kerkelijke gemeente. Wanneer een grafplaats in gebruik is genomen zijn de rechthebbenden verantwoordelijk voor het onderhoud van die betreffende grafplaats. Het eigendom, beheer en onderhoud van het gehele terrein blijft van en bij de kerk.
Bijzonder op de Keppelse begraafplaats zijn de gietijzeren grafkruizen e.d., door de aanwezigheid van een ijzergieterij. Tot begin 19e eeuw bestond er geen verplichting een registratie bij te houden van de begraven overledenen. Pas in 1830 kregen gemeentebesturen de verplichting opgelegd om zorg te dragen voor de binnen hun grenzen gelegen kerkhoven en begraafplaatsen. Dus ook de kerkelijke begraafplaatsen dienden als burgerlijke inrichtingen beschouwd te worden. Sindsdien werden in verschillende provincies verordeningen opgesteld, totdat in 1896 een eerste Begrafeniswet tot stand kwam. Die bepaalde hoe gemeentes met hun beleid voor het inrichten en beheren van begraafplaatsen om moesten gaan. Vanaf die datum hebben allerlei maatschappelijke ontwikkelingen en wetswijzigingen uiteindelijk geleid tot de Wet op de Lijkbezorging van 1991.
Meest voorkomende namen op de begraafplaats van Hoog Keppel zijn:
Jansen (26x), Kets (20x), van der Hardt Aberson (20x), Geerligs (19x), Pennekamp (17x), Remmelink (17x), Noij (16x), Garretsen (13x) en Veltink (13x).
Grafkelders bij de kerk in Hoog-Keppel
Grafkelders bij de kerk in Hoog-Keppel
De kerk is als een zgn. pseudo-basiliek, gebouwd in 1392, gebouwd op een uitloper van de stuifduinen langs de Oude IJssel. In vroeger tijd was de kerk veel groter en bezat twee toen zijbeuken. Op de tekening van Jan de Beijer uit 1743 zijn deze duidelijk aanwezig. Vermoedelijk zijn ze aan het eind van de 18e eeuw afgebroken. Onder de zuidelijke zijbeuk bevond zich de grafkelder van de nauw aan de geschiedenis van deze kerk verbonden familie Van Pallandt, bewoners van het kasteel te Laag-Keppel. Onder de noordelijke zijbeuk lag de grafkelder van de Ulenpas. Beide grafkelders zijn nu naast de kerk op het kerkhof nog aanwezig. Door de afbraak is het dak van de zuidelijke grafkelder aan de oppervlakte komen te liggen, zodat die vanuit de consistorie betreden kan worden. De in de kelders bijgezette leden uit beide families vervulden de functie van opperkerkmeester. In 1985 is de grafkelder van de Van Pallandts gerestaureerd.
Grafzerken in de kerk
In de kerk treft men twee 16e eeuwse grafzerken aan. Er ligt een grafsteen van Terus Buetinck met een latijnse tekst, vertaald: ‘Bid voor de ziel van Terus Buetinck – hij ruste in vrede’. De andere grafsteen laat twee benen zien met hoofd onder een voet en een latijnse tekst uit Samuel 14:14. Vertaald: ‘Want wij moeten zeker sterven en worden als water, op de aarde uitgegoten, dat niet verzameld wordt’. In de rand: ‘nd FROEME ARNOLDUS BART VAN Issepas tho Oldekeppel in’. (Issepas = UIenpas). Deze grafzerk is in tweeën gehakt; het bovenste deel dient tot drempel aan de zuidzijde van de kerk. Deze informatie is afkomstig uit de Wapenheraut van 1917.